woensdag 15 december 2010

Impressies uit Lissabon, deel II

Uw reporter was inmiddels beland in het Fado-café. Gezeten aan een biertje (ditmaal van Sagres), bekeek ik de opgehangen posters eens. Het bleek te gaan om allerlei optredens her en der in Lissabon en allerlei in het verleden. Portugezen vertelden me naderhand dat de Fado nog voornamelijk bestaat bij de gratie van toeristen, terwijl de gemiddelde jonge Portugees ook liever naar Lady Gaga of Kings of Leon luistert. Het is echter het levenslied van het land en er zullen ongetwijfeld nog een hoop liefhebbers zijn, maar ook de Amsterdamse schlager is het einde nabij. De flyers, die ik ontvangen had, boden dan ook avondjes aan voor bedragen, die voor de gemiddelde gepensioneerde Portugees niet zomaar op te brengen zijn. Ik besloot dus al snel deze aan me voorbij te laten gaan. Inmiddels dacht ik wel ergens aan te kunnen gaan schuiven in eeen restaurant. Alvorens het Fado-café te verlaten, diende er nog een plasje gedaan te worden. Tijdens het pissen, keek ik naar de toiletpot en er was een sticker op geplakt van de Duitse voetbalclub Schalke04. Dit was opvallend, daar ik in het vorige café ook een plasje had gedaan en er eveneens een sticker van Schalke op het toilet was geplakt. Blijkbaar had deze club onlangs een match gespeeld in Lissabon en hebben de Duitse supporters behoorlijk ´hausgehalten´ in Lissabon-Centrum. Ik toog naar buiten en de eetgelegenheden bleken nog niet echt vol te zitten. Een man probeerde me een tent binnen te lullen, maar dit sloeg ik professioneel af. Vervolgens ging ik een echte Portugese Cantina binnen. Een cantina is een helverlicht zaaltje, dat met beschilderde tegeltjes is bedekt en door de Portugezen zelf wordt bezocht. Gezien het uiterlijk, had het tevens een badhuis kunnen zijn, maar dat is het dus niet. Ze hebben er het plaatselijke voedsel voor een plaatselijke prijs. (Al hebben ze deze in de Barrio-Alto wel aangepast, merkte ik naderhand in de buitenwijken en ik geef ze geen ongelijk.) In de cantina, waar ik plaatsnam, zaten een aantal Portugezen of toeristen al flink te smullen. Ik kreeg een tafeltje en direkt ook brood met crème-kaas. De ober was een jongen, die een opvallende gelijkenis vertoonde met de Portugese stervoetballer Cristiano Ronaldo. Het was hem waarschijnlijk niet, daar ik met mijn geringe voetbalkennis toch vermoed, dat Ronaldo geen bijbaantje nodig heeft om uit de kosten te komen. Ik had een plaatselijk soepje en zwaardvis. Overigens zijn deze cantinas overal in de stad te vinden. Meetal zijn ze niet zo groot, het is er goedkoop en de menukaarten zijn louter in het Portugees. Ik heb gegeten in een cantina in een buitenwijk, die voornamelijk gevuld bleek met plaatselijke ouderen en, grote pullen bier drinkende, bouwvakkers. Het aanbod aan vis is overal geweldig, maar ook de vleesgerechten bleken alle keren niet te versmaden. Al mijn middag- en avondmaaltijden heb ik in deze tenten genomen en dit is voor elke Lissabonganger een aanrader. Het is er altijd gezellig druk, je spreekt nog eens mensen en met een beetje Portugese taalkennis kom je een heel eind.
Na een nachtje slapen, was ik weer vroeg uit de veren. Het hostel bood ontbijt aan, maar pas op de typisch Portugese tijd van half negen. Blijkbaar gebeurt in Portugal echt alles een paar uur later dan bij ons. Nu is het sowieso vrij zeldzaam dat hostels gratis ontbijt hebben en dat van hen loog er niet om. Er waren verse broodjes, lekkere kaasjes, jam en onbeperkt koffie. Na het ontbijt kon er tevens gerookt worden, maar dit diende te gebeuren vanuit het raam hangend. In het hostel was het namelijk niet toegestaan, maar aangezien sigaretten een eerste levensbehoefte zijn in dit land, was er een rookraam ingericht. Dit was compleet met een asbak op de vensterbank aan de buitenkant. Met name het personeel maakte hier gretig gebruik van. Het hostel was namelijk gehuisvest op de vijfde etage van een kantoorpand, dus even snel naar buiten was er niet bij. Dit had niet alleen te maken met de trappen, maar ook het stokoude liftje, dat niet al te rap was. Met een goed gevulde maag, toch ik naar buiten. Inmiddels waren er ook wat winkels open en de terrassen voor de horeca, zaten vol met ontbijters en koffiedrinkers. Ik liep richting het Rossio en passeerde nogal wat boekwinkels. Portugezen bleken enthousiaste lezers en werkelijk overal in de stad, vind je antiquariaten en boekwinkels. Portugezen grijpen blijkbaar gaarne naar de pen en er is natuurlijk veel uit Brazilie. Na wat gesnuffeld te hebben hier en daar in de winkels, belandde ik op het Rossio. Dit is een zeer groot plein en het is tevens een knooppunt van allerlei openbaar vervoer. Het plein wordt omgeven door winkels en horeca, dus het is er eigenlijk altijd druk. Om de winter wat cachet te geven, had de gemeente zowaar een ijsbaan laten aanleggen op het plein. Alhoewel ik op een elektronisch bord zag dat het op dat moment 22 graden was, werd er driftig geschaatst. Ik onderwierp de ijsbaan aan een inspectie en met bleek om een kunststof baan te gaan. Deze is dus absoluut niet glad en de schaatsende Portugezen bleven dan ook makkelijk op de been. Dit was mij als Limburgse Hollander ook nog wel gelukt. Ik weerstond echter makkelijk te verleiding om mee te gaan schaatsen en zette mijn wandeltocht voort richting de Alfama. A Alfama (zoals het heet) is een van de oudste wijken van de stad, zoniet dé oudste. Het weerstond de aardbeving van 1755, waar Lissabon het nog steeds over heeft, maar raakte ooit in verval. Het groeide uit tot een echte volksbuurt. De plattegrond is nog als de tijd van de Moren en je kunt er dus net zo lekker verdwalen als in de Medina´s van Istanboel of Marrakech. Zoals overal in Lissabon, dien je stevige kuiten te hebben om er rond de wandelen. (Of klimmen voor de Amsterdammer: onze bruggetjes zijn ook steil, maar niet zo lang.) Er bleek hier echter wel het echte volk te wonen. Hoewel ik duidelijk herkenbaar was als buitenlander, deed niemand hier moeilijk over. Ik babbelde wat met buurtbewoners tijdens een kop koffie en ze hadden allemaal dezelfde mening over de regering. Niettemin waren ze allen behoorlijk de de Heer en toonden dit door rode vlaggen buitenshuis op te hangen van Jezus en de Portugese patroonheilige Fatima. Daar religie een grote rol speelt in Portugal, zag ik tevens bussen die FELIZ NATAL toonden op hun voorscherm, in plaats van de eindbestemming. Met een stokoud trammetje toog ik terug naar de binnenstad. Tot zover de impressies deel II, meer volgt.

dinsdag 14 december 2010

Impressies van Lissabon, deel I

Onlangs vertrok uw reporter voor een paar dagen naar Lissabon. Deze stad ligt in Portugal en ik was er twaalf jaar geleden al eens geweest. In die tijd verplaatste ik me nog al eens liftend, sliep op campings en bezocht alles maar zo snel mogelijk om hierna weer door te kunnen trekken. Tegenwoordig kom ik met het vliegtuig, slaap in een hostel en wil langere tijd op een bestemming zijn om deze goed te leren kennen. Wanneer deze trend zich doorzet, vlieg ik over twaalf jaar met een privéjet naar Portugal, verblijf in het Hilton en wel voor drie maanden (om zaken te doen). Niettemin was ik nu nog afhankelijk van TAP Portugal Airlines. Met uitzondering van een niet nader te noemen Turkse maatschappij, ben ik over alle vliegbehandelingen waarmee ik vloog goed te spreken. Zo ook over de TAP. De vlucht vertrok weliswaar een uur te laat, maar dit lag niet aan hen (zo werd tenminste medegedeeld). Tijdens de vlucht kregen we een broodje aangeboden, dat niet alleen warm was, maar tevens een soort van schnitzeltje op lag. Ik vond het best lekker, maar al snel hoorde je het eeuwige gemopper over het vliegtuigvoedsel. Wellicht stel ik niet zulke hoge eisen, maar ik klaag nooit over het eten in vliegtuigen. Opvallend is dat de mensen die dit wel doen, wel altijd het aangebodene opeten. Nog nooit heb ik iemand meegemaakt, die dan maar eens stelling nam en zei dat hij het broodje of warme maaltijd niet wilde hebben omdat het niet te eten is. Blijkbaar is het feit dat je het gratis krijgt toch doorslaggevend. Dat is dus makkelijk kankeren. Als je goed wil eten, doe je dat maar op de luchthaven voorafgaand aan de vlucht, maar dat is duur. Ze willen echter allemaal voor een dubbeltje op de eerste rang zitten en dus is het nooit goed. Ook is er nooit genoeg beenruimte. Als je dit wel wil, dien je maar biznizclass te vliegen of met de trein te gaan, maar dat is natuurlijk ook geen optie. Het zal nu wel duidelijk zijn, dat ik dat soort types wel kan schieten. Dezelfde personen nemen op de luchthaven van Lissabon wel rustig een taxi naar hun hotel, terwijl ik gewoon wacht op een plaatselijke bus en in een hostel plaatsneem. Hierdoor bespaar ik me zoveel geld dat ik dit soort tripjes verschillende malen per jaar kan doen en niet hoef te klagen over het te weinig in de watten gelegd worden voor weinig poen. Zo slecht hebben we het als Nederlanders doorgaans niet. Terug naar het ´gebeuren´, zoals voetbaltrainers nog wel dienen te zeggen. De aanvliegroute was prachtig voor wie in het vliegtuig zat. Je vloog echt over de stad, daar de luchthaven inmiddels door Lissabon omsloten is. Vanuit het vliegtuig zie je dan ook niet alleen wijken met alleen maar flats, maar ook de oude binnenstad. Ben hierbij wederom blij dat ik niet op een aanvliegroute naar Schiphol woon. Het geluid kende ik namelijk wel van mijn woontijd in de Bijlmer en bezoeken aan mensen op Uilenstede. De radio of TV kon niet hard genoeg staan. Buiten de luchthaven aangekomen, vond ik al snel de halte van bus 44, die zou stoppen op het Rossio-plein. Deze bus bleek niet door veel reizigers gebruikt worden, maar des te meer door lokale Lisboetas, blijkbaar werkend op de luchthaven. We reden dan ook door allerlei buitenwijken. Deze herkende ik wel van buurten in Franse steden. Het zag er niet best uit en er woonden duidelijk veel migranten. Naderhand kwamen we in het centrum van Lissabon. De gebouwen waren beter onderhouden en je zag ook meer zaken, die iets met toerisme te maken hadden. Het hostel had ik vrij snel gevonden. Uit hun website had ik al begrepen dat ze behoorlijk hip, trendy en snel waren. Dit bleek al uit het feit dat mijn reservering daadwerlijk was aangekomen. Ik kreeg een bed toegewezen in de kamer Fourrier. Alle kamers hadden namelijk namen van schrijvers. De receptionist deed het licht aan in de kamer en wist er meteen apetrots bij te vertellen dat het om een spaarlamp ging, waardoor het oplichten wat langer zou duren. Hij was alweer snel terug naar de receptie en tijdens het inspecteren van de kamer is het lampje niet meer licht gaan geven. Blijkbaar zijn spaarlampen in Portugal dusdanig energiezuinig, dat ze ook nauwelijks licht geven. Volgens mij ondermijnt dit enigszins de bedoeling van een peertje, maar klagen wilde ik dus niet snel. Wie mij kent, weet dat ik altijd het lulletje ben, wanneer het gaat om toewijzen van bedden en wederom had ik het bovenste deel van het stapelbed. Er was we een leeslampje aan gekoppeld (handig als je laat thuiskomt en anderen niet te erg wil storen). Vervelend was alleen dat mijn lampje het niet deed. Enig onderzoek leidde uit dat de punten van de stekker waren afgebroken en het dus bijzonder gevaarlijk was aan het stopcontact te zitten. Inmiddels zat er een dienstdoende dame bij de receptie (wanneer het echt link wordt, klaag ik namelijk wel) en zij verzekerde mij echter dat er iets aan gedaan zou worden, maar dit is tijdens mijn verblijf niet gebeurd. Dan maar niets lezen in bed en oppassen voor het stopcontact. Ik installeerde me vervolgens maar in de bovenste bedstede. Dit houdt zoveel in als het wekkertje klaarzetten, rugzak in de locker, bed opmaken en alvast het slaapshirtje klaarleggen. Ervaring heeft me in de loop der jaren geleerd dat het het handigst is alles klaar te hebben voor de nacht, in geval de avond langer wordt dan verwacht. Ik toog weer naar buiten en begon trek te krijgen in een pilsje. Om de hoek waren een aantal cafés op een pleintje en ik nam plaats op een terras. Het was inmiddels donker geworden, maar de temperatuur was nog altijd bijzonder aangenaam. Hiermee bedoel ik aangenaam voor Hollandse begrippen van dat moment. De Portugezen vonden het duidelijk frisjes, gezien hun kledij. Er kwam een ober bij mijn tafeltje en ik bestelde in het Portugees een biertje (uma cerveja, por favor). Alras later kreeg ik een glas met het merk SuperBock erop gedrukt. Proevend aan het spul, bleek het noch super te zijn, noch bokbier. Het is echter één van de twee nationale biermerken in het land; de andere is Sagres. Nippend aan de SuperBock, keek ik eens om me heen. Daar ik onder een luifeltje zat, was het me nog niet echt opgevallen dat het lichtjes was begonnen te regenen. In de straten waren echter wel ineens een hoop lieden zichtbaar, die paraplu´s verkochten. Deze types waren allen van Afrikaanse origine en ik had dit vaker gezien ik Zuid-Europa. Als het regent, worden er paraplu´s verkocht en zogauw de zon doorbreekt, wordt de markt van zonnebrillen aangeboord. Hoewel ik geen paraplu, noch zonnebril gekocht heb, heb ik wel respect voor deze (doorgaans zeer hoffelijke) mannen, die in hun inkomen moeten voorzien door dit soort activiteiten. Velen zullen waarschijnlijk op illegale wijze Europa zijn binnengedrongen en belanden noodgedwongen in dit soort zaken, die waarschijnlijk niet zo gek veel opleveren om naar huis te sturen naar de familie in landen als Burkina Faso of Angola. Na twee pintjes begon zich een hongertje op te dringen. Het werd tijd om te gaan happen en het liep dan ook al tegen zevenen. In mijn reisgidsje stond dat ik me aan de rand bevond van de zogenaamde Barrio-Alto, hetgeen een wijk moest zijn met ´talloze bars en restaurants´. Derhalve liep ik die richting op. Gaandeweg begon ik hardop te twijfelen aan mijn reisgids. Het kan aan mij gelegen hebben, maar die ´talloze bars en restaurants´ zag ik niet. Hierop besloot ik maar de smalle straatjes in te duiken met de hoop om meer succes. Dit kwam er ook. Daar Portugese bars en restaurants nauwelijks aan uithangborden doen, moet je erlangslopen om iets te herkennen. Er was inderdaad al het een en ander open, maar veel nog niet. In de meeste resto´s zat het personeel nog te smikkelen en andere waren bezig de tafels te dekken. Ik besefte het al snel: het was gewoon nog te vroeg! Portugezen eten pas laat en hierop passen restaurants uiteraard hun tijden aan. Het beste wat ik in dat geval kon doen was nog maar een pintje vatten in een van de inmiddels geopende kroegen, tot het tijd werd om te gaan dineren. Lopend door de buurt, kreeg ik al een aantal flyers in de hand gedrukt voot allerlei fado-avonden met diner en andere toestanden, tot ik eindelijk belandde in een kroegje met fado-muziek, asbakken en zeer goedkoop bier.
Tot zover de eerste indrukken van Lissabon. Meer volgt zo snel mogelijk.

donderdag 19 augustus 2010

Frank dineert

Mijn verblijf bij de gastfamilie Vigier te Montpellier was op culinair gebied niet te versmaden. Zoals elke avond, zat ik tegen zevenen met smart te wachten op het avondeten. Ten eerste daar dit elke avond bijzonder smakelijk was en ten tweede omdat mijn lichaam er tegen die tijd nogal hardvochtig om riep. Op een gegeven moment is er namelijk niet meer tegen een lege maag op te roken en moet er iets in. Eergisteren was het diner een aparte gebeurtenis daar er, naast ons, nog enkele gasten waren komen opdagen. Hun namen ben ik inmiddels vergeten, maar het betrof een oudere dame, haar dochter en de echtgenoot ervan. Kort onderzoek leverde op dat zij inderdaad ook in Montpellier gehuisvest waren en wel drie huizen verderop. Ze bleken verder tevens regelmatig te gast te zijn bij de Vigiertjes, daar mijn huisgenoten ze al kenden en dat lieten blijken ook. Het leek erop alsof deze luitjes wel tof waren, dus ik was benieuwd. Naar goed Frans gebruik begon het samenzijn met een aperitief (in het Frans: apéritif, zo steek je nog eens wat op). Gastheer Jean-Paul trok een of andere fles rosé open en er werd luidruchtig geklonken, zoals in huize Vigier alles luidruchtig gaat. Om de feestelijke avond nog extra luister bij te zetten, had Jean-Paul besloten (of eigenlijk zal Muriel het besloten hebben en mocht Jean-Paul het werk doen) de barbecue erbij te halen. Erbijhalen is trouwens niet het juiste woord. De BBQ bevond zich namelijk achter op het terras en was een van steen gebouwd geval dat gevuld was met stukjes hout. Deze waren daar Jean-Paul in hoogsteigen persoon klein gehakt, vertelde deze apetrots. Je moet natuurlijk ook wat wanneer je gepensioneerd bent en dit is inderdaad een zeer zinvolle bezigheid, dacht ik hierop bij mezelf, maar hield de woorden voor me, bang dat het wel eens sarcastisch zou kunnen klinken. Met iets te bijdehante opmerkingen ben ik wel vaker op mijn bek gegaan en aangezien ik nog graag een week langer te huize Vigier wilde blijven, sprak ik dus maar mijn complimenten uit over het verrichte vakwerk van Jean-Paul. Een fles rosé later konden we aanschuiven aan de grote tafel op het terras. Bij worsten van de BBQ, dien je in Frankrijk blijkbaar rode wijn te drinken, dus werd er een fles van dat soort opengetrokken. De buren bleken enkele malen op vakantie te zijn in Nederland en hadden hierbij naast het onvermijdelijke Amsterdam, tevens Den Haag, Delft en Utrecht bezocht. Meneer sprak zelf een paar woorden Nederlands, iets wat ik uit de mond van een Fransoos nog nooit had mogen vernemen. Hierbij dient weliswaar aangetekend dat hij niet verder kwam dan Goeiedag, Dankjewel en Eet Smakelijk, maar toch.
Aan tafel zat ik naast en tegenover mijn medestudenten, die ook logeerden bij Jean-Paul en Muriel. Het betrof hier een figuur uit Zwitserland, die na een zwijgzaam en opgesloten begin, steeds meer los begon te komen. Net als overigens de andere Zwitsers in mijn klas. In een vorig verhaal was ik echter niet zo te spreken over die Alpenbewoners in het algemeen. Het is echter gebleken dat je bij die lui door een bepaalde stugheid dient heen te prikken, al staat dit gelijk met het boren van een soort Gotthardtunnel. Dit duurt dus even. Hierna is wel aardig toeven met die gasten, al gaat het nog altijd niet boven Vlamingen, maar dat is weer een ander verhaal. De andere logé betrof een studente uit Canada. Deze was enkele dagen ervoor verschenen en had blijkbaar eerder op het adres verbleven daar beide partijen nogal familiair met elkaar omgingen vanaf het eerste moment. De Canadese heette Alison en de Zwitser Michael, namen waar ik overigens pas die avond achter kwam. Michael werd tot dan toe namelijk altijd aangesproken met gewoon 'tu', net als ik trouwens. Frank bleek ook niet te onthouden. Die Alison bleek echter hun favoriete gast, zoals mij die avond voor het eerst duidelijk werd en daarna des te meer. Haar naam werd wel onthouden en ze kreeg alle aandacht van iedereen. Zelf vond ik dat wel prettig, aangezien ik liever wat op de achtergrond blijf en blij was niet voortdurend vanalles in het Frans te hoeven beantwoorden. Overigens sprak zij Frans met een dusdanig Amerikaanse tongval, dat ik er eigenlijk geen touw aan vast kon knopen.
Naarmate het diner vorderde en ik genoot van wederom goede kost, ditmaal van de barbecue aangevuld met salade, steeg de stemming aan tafel. Met name Jean-Paul werd steeds vrolijker, maar dit kan ook aan de wijn gelegen hebben. Hij wachtte dan ook niet tot iedereen zijn glas leeg had, maar schonk zijn eigen rustig vol wanneer de bodem (weer) in zicht kwam. Na het eten was er zowaar nog ijs, dus het kon niet op. Inmiddels begon ik een beetje onrustig te worden, daar ik ook nog mijn huiswerk voor de volgende dag diende te maken. Ik had niet op lang tafelen gerekend. De buren vonden het op een gegeven moment echter ook welletjes en vertrokken. Zoals gebruikelijk hielpen we allen met het opruimen van de zooi, waarbij uiteraard met name de bijdrage van de Canadese bijzonder gewaardeerd werd. Ze kreeg hiervoor zelfs een knuffel van Jean-Paul, de oude snoepert! Mijn hulp werd afgedaan met een eenvoudig 'merci', maar ik ben dan ook geen jonge meid met een leuk smoeltje en dito figuur van heel ver weg. Daar was ik op dat moment ook wel blij om, aangezien ik weinig behoefte had aan een omhelzing door een bezopen Fransman van 67.
Met drie glazen rode wijn in mijn mik stortte ik me nog even op mijn huiswerk. De dag erna bleek ik alle opgaven goed te hebben.

vrijdag 13 augustus 2010

Frank bij de gastfamile

Aangezien ik twee weken een Franse cursus zou gaan volgen aan een school in Montpellier, diende ik hier ook te verblijven. Hierbij bestond er een mogelijkheid onderdak te vinden bij een gastgezin en dat leek me wel wat. Een dag of tien geleden had ik van de bemiddelende organisatie de gegevens doorgekregen van de familie Vigier, alwaar ik te gast zou zijn. Het adres stond er ook bij en het was dus een kleine moeite even op Google Maps te kijken wat voor huis en buurt het zou zijn. Google toonde een wijk met villa's, stuk voor stuk voorzien van een tuin met zwembad. Familie Vigier kon hierbij natuurlijk niet achterblijven en had dus ook een 'piscine'. De vraag rees dan ook of de gasten daar ook gebruik van mochten maken, maar dat zou wel blijken. Ik stuurde ze een email om me vast voor te stellen en te vertellen dat ik op zondag zou arriveren, maar ze me niet op hoefden te pikken. Ik zou het zelf wel vinden met de bus. Hierbij bleek het internet wederom bijzonder handig, thuis had ik al opgezocht welke bus het dichtst in de buurt kwam.
Helaas reageerde geen van de Vigiers op mijn mailtje. Het kon natuurlijk zijn dat ze er een weekje tussenuit waren om nog wat rust te nemen voor de invasie van de enkele Hollander of misschien was hun PC gewoon gecrached of waren ze om andere redenen van het internet afgesloten. Daar ik ook een telefoonnummer had, besloot ik ze zaterdagavond vanuit mijn hotelkamer eens te bellen. Fransen nemen de telefoon op met stomweg het zeggen van 'allo', waardoor je geen idee hebt of je de goeie aan de lijn hebt. In ieder geval was het meneer Vigier niet. In mijn beste Frans van dat moment vertelde ik de situatie en direct antwoordde mevrouw (het bleek inderdaad mevrouw Vigier zelf) dat ze vergeten was te antwoorden en dat het goed was als ik zondag tussen 2 en 3 zou arriveren. Hierna voegde ze er in rap Frans nog een en ander aan toe, waarbij ik na een woord of vier al volledig de draad kwijt was (Excusez-moi?). Mevrouw Vigier had de oplossing: op dat moment was er nog een Nederlandse studente in huis en in mijn eigen taal vernam ik dat ze me verwachtten en ook kon ik nog even informeren of het allemaal wel de moeite waard was daar in Montpellier, in de familie en op school. Dit bleek het geval. Lullig zou natuurlijk zijn wanneer zij de familie in het Nederlands volledig de grond in zou boren, terwijl ze een meter verderop zaten. Overigens had ik dit rustig gedaan indien het moest.
's-Anderendaags nam ik bus 11 richting de buurt Chamberte. Dit bleek makkelijk gezegd dan gedaan. Daar de gemeente Montpellier noest bezig is met de aanleg van een derde tramlijn, ligt het halve centrum open en vertrekken de bussen van een heel andere plek dan op de plattegronden aangegeven. Nu ben ik als Amsterdammer wel gewend aan bouwputten in de binnenstad, dus liet me hierdoor niet uit het veld slaan. Ik vroeg het een wachtende chauffeur bij een bus, maar die ontkende dat er een busstation was. Dit is natuurlijk flauwekul, een stad van 300.000 inwoners moet wel een plek hebben waarvandaan bussen naar de buitenwijken gaan. Dit bleek inderdaad het geval, maar je moest het even weten. De bussen waren tijdelijk weggestopt in een smal straatje met een paar bushaltes en werden hierna door nog smallere straatjes, middels allerlei omleidingen uit het centrum gevoerd. Over de eerste 500 meter doe je dus een klein halfuur en daarna ben je binnen tien minuten op je bestemming drie kilometer verderop. Dit laatste zou ook tijdens de spits doordeweeks zo zijn. Die eerste 500 meter gingen toen bijna drie kwartier beslaan, daar de gemeente niet alleen de bussen maar ook allerlei parkeerroutes omgeleid had door die steegjes. Uiteindelijk kwam ik aan op mijn bestemming. De bungalow van de Vigiers net als de omliggende huizen in de omgeving voorzien van een flinke muur rondom, zoals ik me ook de huidige blanke wijken in Zuid-Afrikaanse steden voorstel. Achter de muur bevond zich het huis, terras en zwembad. Naast mij, bleek er nog een buitenlander te gast. Het betrof in dit geval een Zwitser, die direkt na het handjesschudden weer in zijn kamer verdween. Na me geinstalleerd te hebben op mijn kamer en zelfs mijn kleren keurig opgevouwen en opgehangen had in de doorvoor bestemde kast, nam ik kennis van de regels van het huis. Het bleek noodzakelijk de schoenen uit te trekken voor de entrée (maar dit was me al duidelijk gemaakt). Verder mocht er binnen niet gerookt worden, maar op het terras wel. De koelkast was voor de familie en dus niet voor ons. Dat werden dus lauwe pinten 's-avonds. Tenslotte stonden de eettijden erbij. Het diner was bijvoorbeeld 's-avonds tussen 19.15 en 19.45uur, maar nu ik dit schrijf zijn we bijna een week verder en het is nooit vóór acht uur geweest dat we aan tafel gingen. Dat is maar goed ook, aangezien mijn lessen meestal tot zeven uur duurden en ik dan nooit om kwart over zeven thuis kan zijn met de bus. Vaste tijden zijn in Zuid-Frankrijk iets relatiever dan in de Randstad Holland.
Mijn gastouders heetten Jean-Paul (67) en Muriel (56). Beiden grof gebouwd en ze genieten blijkbaar van het zoete leven, aangezien ze beiden niet meer werken. Jean-Paul leek me meer een lome goedzak met een flink stemgeluid en Muriel had duidelijk de touwtjes in handen in huis en leek niet van plan die ook maar iets te laten vieren. Ze converseren met elkaar op zeer luide toon. Aangezien het in een zeer rap Frans gaat, lijkt het erop alsof ze voortdurend slaande ruzie hebben, maar niets is minder waar. Alhoewel ze regelmatig buitenlandse studenten in huis hebben, is het schijnbaar nog niet doorgedrongen dat deze wel eens minder goed Frans spreken dan zij. Vragen en antwoorden gaan in hetzelfde tempo waarin ze altijd spreken en wanneer je het niet begrijpt, wordt de zin niet langzamer herhaald of in meer simpele bewoordingen, maar gewoon nóg luider. Hierna doe ik met suizende trommelvliezen maar gewoon alsof ik het begrepen heb (tot nu toe gaat dit gelukkig altijd goed). Voordeel voor Muriel is dat ze bij het aankondigen van het eten eenvoudig op haar niveau 'On mange' hoeft te zeggen en het is in het hele huis, tuin en op de bodem van het zwembad hoorbaar. Het viel me mee dat niet de hele buurt kwam aangeschoven, maar die zijn blijkbaar wel wat gewend. OP een gegeven moment kon ik Muriel wel volgen, maar JP blijft een probleem. Als buitenlander leer je Frans natuurlijk vanuit een boek en ken je de woorden, zoals ze geschreven staan. Nu spreken Fransen sowieso meestal maar de helft van een woord uit en JP doet daar ook nog eens de helft vanaf, zodat je een zin moet zien te recontrueren, waarvan je alleen de beginletters van de woorden hebt.
De eerste avond is altijd bijzonder, omdat het allemaal nieuw is en je hoopt dat het bevalt aangezien ik er nog twee weken zou verblijven. De zondag dat ik arriveerde, hadden de Vigiers juist bezoek van een bevriend ouder stel. Ze lagen ontspannen bij het zwembad en namen af en toe een duik. Nu heb ik zelden gezien dat een dame van boven de zeventig top-less het zwembad in duikt en ik geloof niet de laatste jaren iets gemist te hebben. Wellicht is dit over 40 jaar anders, maar nu zat ik er niet op te wachten. Het stel bleef ook gezellig eten (met shirtjes aan) en het bleek al direct dat de Vigiertjes goed kunnen koken. De Zwitser had een fascinatie voor alles wat met militairen en het leger te maken had (zelf ook in het Zwitserse leger gezeten, hoewel gespeend van een stoer uiterlijk) en bleek verder oersaai. Na het diner verdween het telkens direct naar zijn kamer om er voor de volgende ochtend niet meer uit te komen. Nu heb ik niet zo op Zwitsers, aangezien ik in mijn leven zelden een sympathieke ben tegengekomen en dit vooroordeel werd nog maar eens lekker bevestigd. Verder is het goed toeven bij les Vigier. In de email, die ik had ontvangen van de organisatie, stond vermeld dat ze beiden van tuinieren houden. Een tuin hebben ze echter nauwelijk. Het hele gebied rondom het huis is betegeld op een paar perkjes na. Deze zien er dan ook piekfijn uit, dat moet gezegd. Ik heb ook nog geen Vigier in een van de perkjes bezig gezien. Ook zou Muriel van aquajoggen moeten houden, maar ook dit heb ik nog niet mogen aanschouwen. Wellicht komt het allemaal nog. Ik ben er nog een dikke week en hou het er voorlopig nog wel even uit.

dinsdag 10 augustus 2010

Frank stapt over in Parijs

Het was alweer zaterdagochtend, tijd om te vertrekken. Weliswaar moest ik er al uit op een moment dat normale mensen zich nog een paar keer omdraaien, maar ik ging dan ook op reis. Neurotisch met openbaar vervoer als altijd, stond ik ruim voordat de machtige TGV naar Parijs zou vertrekken, stond ik al op het perron. Alhoewel Amsterdam het beginpunt van het traject is, komt de trein pas op het laatste moment, vlak voor vertrek, binnenrijden. De NS speelt hier kundig op in als altijd en heeft stickers geplakt op de perrons, zodat je van tevoren al weet waar jouw wagon komt te staan. Dat denkje tenminste. In veel gevallen wordt op het moment van binnenrijden in vier talen omgeroepen dat de trein in 'omgekeerde rijtuigvolgorde' zal rijden. Hierdoor kan het hele perron beginnen aan een berekening waar de juiste wagen dan wel zal stoppen, hetgeen altijd wat chaos geeft. Niettemin slaagde de conducteur erin het vehikel op tijd te laten gaan. Zo'n Thalys bleek behoorlijk luxe. Toen ik mijn coupé binnenstapte, vroeg ik me dan ook serieus af of ik niet toevallig een ticket voor de eerste klasse had gekocht, maar er stond een grote 2 boven de deur. Dan zal het wel goed zijn. Hoewel ik met veel pijn en moeite een plekje aan het raam had weten te reserveren, was dat natuurlijk net weer een stoel tussen twee ramen, waardoor het uitzicht naar buiten slechts tot stand kwam door langs de stoel voor me door het spleetje raam te moeten kijken.
Een sticker op de wand vermeldde dat er WIFI-verbindingen mogelijk waren in de trein. Vol goede moed pakte ik derhalve mijn laptopje. Het is natuurlijk ontzettend leuk om op Facebook te melden dat je in een hogesnelheidstrein door de polder zoeft met een internetverbinding. Hiertoe diende je je eerst te registeren door het invullen van een behoorlijk formulier en toen kwam de aap uit mouw: het bedrijf Thalys bood graag internet aan, maar voor niets gaat de zon op. Of ik dus even via de credit card zes euro wilde dokken voor een uurtje verbinding. Dit deden we natuurlijk niet, dus surfte ik wat rond op een soort intranet van Thalys.com, dat wel beschikbaar was. Naast allerlei informatie over treinen en leuke foto's was het uiteraard ook mogelijk tickets voor andere Thalysreizen te boeken. Zo maakt Thalys optimaal gebruik van de kredietkaarten van zijn passagiers. Alleen hoe je dat ticket dan diende te printen, werd mij niet echt duidelijk.
Slechts enkele uren later arriveerden we op het Gare du Nord. Dit moet een van de grootste stations van Europa zijn en naast alle treinen uit het noorden, is het ook een plek van samenkomst van allerlei metro- en busverbindingen. Zoals alle stationsomgevingen trok ook deze volk aan van allerlei pluimage, want terwijl ik voor het gebouw aan een shaggie stond te trekken, maakte ik kennis met enkele personen die op zeer fanatieke wijze daklozenkranten aan de man probeerden te brengen. Nu zullen er slechts weinigen zijn die daadwerkelijk zo'n krantje kopen, maar een kleine bijdrage werd uiteraard ook op prijs gesteld. Kortom, de beste man wenste niet door te lopen voor hij weer een have euro rijker was. Soms moet je maar gewoon wat geven om er zo snel mogelijk vanaf te zijn. Zoals verwacht was Parijs nog dezelfde statige stad als een paar jaar geleden. Er zijn plekken met grote drukte, minder chaotische plaatsen en heel rustige omgevingen. Ik probeerde ze alle drie maar om na het station door te gaan naar het Place de la Bastille, mede daar dit op de route ligt naar het Gare de Lyon, alwaar ik met reis naar het zuiden zou voortzetten. Ik had trek in koffie en plofte neer op het eerste het beste terras. Lurkend aan de koffie bleek al snel dat dit de duurste niet-alcoholische consumptie sinds jaren zou worden, kosten: bijna 6 euro. Niettemin lekkere koffie, dat moet toegegeven. Het schijnt zo te zijn dat je binnen aan de bar minder betaalt, maar daar mag je dan weer niet roken. Zo wordt je als roker dubbel gestraft. Je bent gedwongen meer te betalen voor je consumptie en de prijzen van tabak liegen er ook niet meer om tegenwoordig.
Als volleerd vogelspotter zag ik al snel dat Parijs hondsbrutale duiven heeft. Er was er zelfs een die op het tafeltje naast me neerstreek en doodleuk over zojuist klaargelegd bestek en servetten wandelde. Mijn buurman twee tafeltjes verderop zag het maar stoorde zich er niet aan Ik besloot het dan ook maar niet door te geven aan de ober, hoewel mij eigenlijk altijd verteld was dat duiven de meest verschrikkelijke ziektes verspreiden. Wellicht geldt dit alleen voor Amsterdamse duiven. In ieder geval hoop ik niet verantwoordelijk te zijn voor de lijdensweg die een andere toerist nog te wachten staat. Je consumptie afrekenen is ook niet eenvoudig in Parijs. In Nederland hoef je alleen maar je beurs te pakken en er staat al iemand voor je om het geld in ontvangst te nemen, maar Parijse obers doen dit niet. Zo zat ik wel tien minuten opvallend met een biljet van tien euro in mijn handen, maar allemaal mompelden ze iets wat ik niet verstond en liepen vervolgens door. De beste methode in deze is dan ook gewoon je spullen pakken en opstappen, want ik vermoedde dat ze er dan wel als de kippen bij zouden zijn. Even later werd duidelijk dat ik uitsluitend mijn geld mocht overhandigen aan degene bij wie ik de koffie besteld had en die deze ook had gebracht. Deze dame in kwestie had zich het laatste kwartier niet meer op het terras vertoond, dus vandaar. Zo werkt het overal anders en daar moet je steeds maar achter zien te komen. Meestal gaat het heel gemakkelijk, soms duurt het wat langer. Na deze cultuurshock was het tijd voor rust. Vlakbij het Place de la Bastille bevindt zich een pleintje dat Place des Vogues heet. Het betreft hier een plein omgeven door oude gebouwen, eigenlijk meer een soort binnenplaats met een grasveld en fonteinen in met midden. In één van de omringende gebouwen bevindt zich het Maison Victor Hugo, oftewel het voormalige huis van de schrijver, inmiddels museum. Het museum was gratis, maar dat zal er mee te maken hebben gehad dat alle zalen dichtwaren, op eentje na. Dit voordeeltje compenseerde de koffie weliswaar enigszins, maar had wel tot gevolg dat ik een half uurtje later weer buitenstond en nog enkele uren in Parijs diende door te brengen. Dit is natuurlijk geen enkel probleem, alleen hou ik er niet zo van dit met een zware rugzak te moeten doen. Het parkje van het Place des Vogues bood uitkomst. Velen lagen ontspannen in het gras of zaten op de bankjes eromheen voor zich uit te staren. Ik gooide de rugzak van me af en nam plaats op het gras. Terwijl ik een saffie aan het rollen was, trok ik de aandacht van een hiphop-achtige neger, die vroeg of hij ook een shaggie mocht. Ik was juist klaar met de mijne en gaf die dan maar aan hem. Hij bleek zeer dankbaar en we toucheerden elkaars vuisten, zoals dat in die kringen gebruikelijk schijnt te zijn. Later zag ik hem op een bankje zitten met een halve literblik bier en hij leek genoten te hebben van de Javaanse Jongen Halfzwaar, want hij zwaaide tot tweemaal toe toen hij het parkje weer verliet. Overigens verdween het lege blikje keurig in de prullenbak.
Na een uurtje lezen begaf ik me richting het Gare de Lyon. Hiervoor diende ik wederom de Place de la Bastille te kruisen en de juiste boulevard te kiezen. De gemeente Parijs was zo vriendelijk geweest een bord neer te zetten met de naam van het station en een pijl. Sterker nog: ze hadden zelfs twee borden met de naam van het station en een pijl geplaatst. Jammer was alleen dat beide pijlen exact de andere kant op wezen. Hierdoor viel eigenlijk de functie van beide borden weg en ik wist nog altijd niet waarheen te gaan. Om verwarde toeristen de helpende hand toe te steken (waar de gemeente Parijs nooit te beroerd voor is), had men een plattegrond van de omgeving vlak naast de borden opgetrokken. Hierop stond slechts één pijl, die aangaf waar ik was. Op die manier zie je snel genoeg waar je heen moet. Het bleek dat het linkerbord gelijk had. Na dit onderzoek was ik tien minuten later bij het Gare de Lyon. Dit station is een stuk minder imposant dan het Gare du Nord, maar als je van grote stations houdt nog steeds leuk. Ik kocht een krantje in de kiosk en diende via een bouwplaats helemaal om het station heen te lopen naar een plek waar nog meer TGV's stonden. Het was een gezellige drukte. Vanaf dit station vertrekken namelijk alle treinen naar het diepe zuiden en duizenden Fransen maakten zich op voor een vakantie aan de Mediterranee. Dit betekende dat we met hele gezinnen, krijsende kinderen, opa's en oma's en vooral, honderden trolleys met bagage over het smalle perron moesten. Kundig in organiseren als de Franse spoorwegen zijn, hadden ze een soortgelijke vakantietrein naar het zuiden aan het perron aan de overkant geparkeerd, die ook nog eens rond dezelfde tijd zou vertrekken. Hierdoor was er eigenlijk geen doorkomen aan en had ik geluk gelijk in de eerste wagon te moeten plaatsnemen. Het bleek een dubbeldeks-TGV en ik zat onderin, dit maal vol aan het venster. Net als Nederlandse dubbeldekkers heb je aan de benedenverdieping vrijwel geen mogelijkheid je bagage kwijt te kunnen, hetgeen in zo'n vakantietrein leidt tot chaotische taferelen. Uiteindelijk propte ik mijn rugzak maar tussen wat koffers op de enkele plankjes, die voor bagage beschikbaar waren, maar natuurlijk direct vol.
Uiteindelijk zat ook in deze trein spoedig iedereen op zijn plek en we vertrokken richting onze vakantiebestemmingen. Niet veel later reden we met dezelfde noodgang door Frankrijk als de Thalys enkele uren daarvoor. Dit betekent dat zo'n trein langs snelwegen raast en alle auto's voorbijsjeest. Je moet hiervoor dus bijzonder hard gaan wetende hoe er in Frankrijk gereden wordt. Enkele uren later rijdt je dan ook al door het verre zuiden. Ik kan me dan ook niet voorstellen ooit in een file te gaan staan op de autoroute en hele dagen bezig te zijn in het zuiden te geraken, terwijl dit veel sneller en gerieflijker kan. Daarbij ben je alleen al voor de tolweg al bijna net zoveel kwijt als een treinkaartje vanaf Amsterdam (voor één persoon dan). Aangekomen in Montpellier, vond ik snel mijn hotel en kon me opmaken die avond eens de horeca te gaan verkennen van de stad die de komende twee weken mijn thuis wordt.

maandag 7 juni 2010

Frank is WK-ready

"Vandaag telt maar één ding", was de openingszin van Harmen Siezen op het NOS Journaal ergens eind juni 1988. Verder hoefde hij ook niets meer te zeggen, iedereen wist waar het over ging en de rest van het journaal werd gevuld met een paar doelpunten en een juichende oranjemassa inclusief de spelers zelf. Afgelopen zaterdag, ergens begin juni 2010 gebeurde er iets soortgelijks. Alhoewel er in de Golf van Mexico nog dagelijks honderduizenden liters ruwe olie in zee stromen en het milieu er voor eeuwig verpesten, we aan de vooravond staan van de belangrijkste verkiezingen sinds de Tweede Wereldoorlog, was er bijna 22 jaar na dato wederom maar één ding dat telde: Arjen Robben raakte vlak voor de WK (die we wel even zouden gaan winnen) geblesseerd! Wat nu met Nederland? Natuurlijk zat de blessure er al aan te komen. Aardige jongen die Arjen, maar zijn gestel is te vergelijken met een speculaaspop. Nu heeft hij er ook nog een loodzwaar seizoen opzitten, hetgeen de sterkte van de spieren op termijn niet ten goede komt. Tenslotte was het ook alweer een tijdje geleden dat hem iets overkwam, dus kon het statistisch gezien niet meer lang duren. Arjen heeft dan ook geen schop van een tegenspeler nodig om tegen de vlakte te gaan; desnoods doet hij het gewoon zelf. Na een keks hakballetje gegeven te hebben, werd het de hamstring teveel en Arjen viel schreeuwend neder op het heilige gras van de ArenA. De rest is bekend, anders wil ik wel eens weten onder welke steen de geachte lezer de laatste dagen gelegen heeft. Arjen heeft inmiddels een of andere wonderdokter getackeld (haha), die een blessure die normaal zes weken herstel vergt in zes dagen kan oplossen. Eind van de week stapt onze Arjen dan ook gewoon in een vliegtuig naar Johannesburg, op Schiphol uitgezwaaid door de nieuwe politieke elite van dat moment, het voltallige Koningshuis en Ruud van Nistelrooij. De WK-koorts zal pas echt losbarsten op 14 juni in de vroege namiddag, evenals het aantal ziekmeldingen van die dag (koorts blijft tenslotte koorts, niks aan te doen). De mate van herstel de dag erna hangt af van het resultaat en zo komen we onvermijdelijk toch weer uit bij Arjen. Zelf onderwierp ik mijn collegae vandaag aan een vraagstelling of ze ieder afzonderlijk al WK-ready zijn met zeer wisselende resultaten. Nochtans las ik al enkele weken op allerlei bushaltes dat onder meer Sjaak Swart en Rinus Israel er helemaal klaar voor zijn. Een televisie was nog nooit zo goedkoop en menig Oost-Europese fabriek draait overuren om de vaderlander van allerlei zinloze en krankzinnige Oranjegadgets te voorzien. Hiervoor moeten natuurlijk wel eerst boodschappen gedaan worden. De supermarkt van uw keuze wordt hierbij bepaald door het item dat er gratis te krijgen is wanneer je toch maar dat extra sixpackje bier koopt om de vijftien euro te halen. Vandaag deed uw columnist groots inkopen bij Albert Heijn en zelfs zonder bier, was mijn rekening hoog genoeg om een zogenaamd Beessie in de wacht te slepen. Een Beessie is een langgerekt stuk pluche met aan een kant twee oogjes en verder voorzien van een stuk ijzerdraad binnenin, waarmee hij allerlei Barbapapa-achtige vormen kan aannemen. Verder kan het ding werkelijk niets en heb je er ook niets aan. Maar toch leuk van AH.
Dat het WK in deze buurt al behoorlijk leeft, bleek op het moment dat ik met de balkondeuren open het verkiezingsdebat bekeek en de overbuurman zijn ergens anders gescoorde Oranjetoeter besloot te testen. Ik miste derhalve een paar minuten van het debat en dat zal ongetwijfeld het deel zijn geweest, waarin Geert Wilders de moslims de schuld gaf van de blessure van Robben, want daar hoorde ik het hele debat verder niets over en dat leek me zeer onwaarschijnlijk in deze tijden. Dat echter nog niet heel Nederland WK-ready is bleek helaas uit de laatste edities van het ledenkrantje voor NS-abonnees (thuis) en een juristenblad op het werk. De uitgevers hadden het namelijk in hun naieve hoofd gehaald de tijdschriften uit te brengen zònder WK-bijlage! Werkelijk schandelig als je het mij vraagt. Er is dus nog een hoop werk, maar het land heeft nog een weekje. In ieder geval stem ik woensdag op een rooie partij. Rood lijkt tenslotte van alle partijkleuren het meest op oranje en ik verwacht dat Job en Emile inmiddels ook WK-ready zijn. Ik ben het in ieder geval wel. Nu alleen nog de vlaggetjes op het balkon hangen en op zoek naar net zo´n oranjetoeter als de overbuurman.

zondag 14 maart 2010

Eendjes voeren

Soms vraag ik me af of ik niet seniel begin te worden. De laatste ervaring was op Eerste Kerstdag, toen ik ons Mam als gebruikelijk bezocht. Een hele dag op de bank naar de klok turen en wachten tot het eindelijk vier uur is zodat de fles op tafel kon, ging zelfs ons te ver. Zoals altijd, kwam Mam met de oplossing. Laten we een wandelingetje gaan maken, stelde zij oprecht voor. Degenen die mij kennen, weten dat ik altijd in ben voor een verzetje en we togen de wijk in. Na over de trots van gereguleerd Holland te hebben gelopen (lees: het hondenuitlaatveld) , langs de kinderboerderij en door het park, kwamen wij bij een sloot. In de sloot bevond zich een kudde eenden, zwemmend in het restje water tussen de verder vastgevroren omgeving. Aangezien mijn moeder verder kijkt dan de telgen uit haar voormalige gezin, werden er plots drie boterhammen tevoorschijn getoverd uit haar jaszak. Of we zin hadden om de eendjes te voeren?! De 36-jarige stond perplex. Nu beschouw ik mezelf absoluut niet als het meest volwassen persoon in mijn omgeving, maar dit is wel iets van heel lang geleden. Door het aanpakken van de boterham, stapte ik dertig jaar terug, zo weer de kindertijd in. Deze mogelijk greep ik uiteraard direkt en voor ik het wist, stond ik stukjes van de boterham af te scheuren en richting de eendjes te gooien. De vogels lagen daarvoor nogal gespannen naast elkaar in het water en sommigen op het ijs, maar een stukje brood doet wonderen. Als na een ontploffing kwam de gehele school in beweging en stortte zich op het minimale stukje voedsel. Uiteraard ging de brutaalste ermee heen, meteen ook de eend waar ik direkt een hekel aan had. Deze krijgt niets meer. De kunst hierna was, het brood dusdanig vanaf de brug naar beneden te gooien, dat de eend van mijn keuze deze kon krijgen. Ik moet zeggen dat je er na een halve boterham al een behoorlijke behendigheid in kunt krijgen, die ik natuurlijk meteen had. De wat slome eenden aan de achterkant van de groep (waar ik mezelf natuurlijk in herkende), kregen van mij met een ferme haal een stukje brood aangesmeten, waarna de rest van de roedel er natuurlijk als pijlen uit een boog op afdook. Mijn uitverkoren eend had hierbij de grootste moeite het niet te missen stukje brood als eerste te krijgen. Ook hierin herkende ik mezelf. Op deze wijze kies je elke sessie een andere eend. Leuk werd het toen we ons naar de andere kant van de brug verplaatsten en doelloos wat brood in het water lieten vallen. Het is dan wachten tot het moment dat de eenden doorkregen dat het brood een paar meter verderop te verkrijgen was, waar zij zich met veel vleugelslaan en lawaai drie meter verderop verplaatsten. Waarop uiteraard de door mij gehate eend er met het eerste stukje brood vandoor ging.
Eendjes voeren is fun, zoals je dat tegenwoordig zal moeten zeggen. Ondanks dat ik een ware burgeroorlog ontketende met het gegooi van het gewilde voedsel, heeft eendjes voeren een absoluut rustgevend gevoel teweeg gebracht.
Ik had het over seniel worden. Daar ik in mijn leven inmiddels genoeg alcohol en drugs tot me genomen heb om hiervoor in aanmerking te komen, denk ik toch niet dat het zover is wanneer je graag eendjes voert. Eendjes voeren blijkt een sport te zijn! Lichaam en geest blijven scherp na een gezonde wandeling door de wijk en het strategisch uitkiezen van de zwakste eend. Zo doe je nog wat voor de vogels.

zondag 7 maart 2010

Cowboy Frank en de rodeo

De stad Fort Worth is gelegen nabij Dallas en telt iets van 500.000 inwoners. De sfeer is er iets knusser dan in het megalomane Dallas, voor Amerikaanse begrippen dan. Naast een aantal musea, staat Fort Worth bekend als de voormalige toegangspoort naar het Wilde Westen. Veel routes, die cowboys met hun vee aflegden, begonnen of eindigden hier. Er was dan ook een grote veemarkt, the Stockyards. Tegenwoordig wordt vee met vrachtwagens getransporteerd en de klassieke veemarkten zijn er ook niet meer. De Stockyards zijn dan ook omgebouwd tot een soort van historische attractie, alwaar je kunt proeven aan het vroegere leven aan de rand van The Wild West. Cowboy Frank besloot derhalve er een kijkje te nemen. Hij hoefde niet per paard naar de Stockyards; buslijn 1 volstaat tegenwoordig ook. In het gebied aangekomen, kocht hij eerst een kaartje voor de rodeo van die avond. Hierna was het tijd om eens rond te neuzen. Eigenlijk bestonden de Stockyards uit niet meer dan één straat, met hieraan voornamelijk eetgelegenheden (lees: steaks en burgers) en souvenirwinkels gelegen. Lopende over straat, kwam cowboy Frank zomaar een collega tegen. Een echte, zoals uit de film. Hij heette Joe, vertelde hij ongevraagd en vroeg of cowboy Frank 'a nice time' had. Dit kon deze alleen maar bevestigen. Op zijn beurt vroeg cowboy Frank aan cowboy Joe of deze full-time was ingehuurd om met zijn pakje aan en op een paard door te Stockyards te rijden en mensen aan te spreken. Dit bleek niet het geval. Joe was slechts een part-time cowboy, maar inderdaad wel van de toeristische snit. Merkwaardig dat je tegenwoordig deeltijdcowboys hebt, dacht cowboy Frank bij zichzelf. Vroeger was je maandenlang onderweg over de prairies en dan kon je niet overwegen dit maar drie dagen per week te doen. Hij toog verder. Aan het eind van de straat bevond zich het museum Cowboy Hall of Fame, waar je allerlei prullaria uit de negentiende eeuw kon bewonderen. Hieronder ook een hoop oude koetsen, hetgeen leuk was om eens te zien.
Die dag was het trouwens tevens Texas Independence Day, de dag dat Texas zich in 1830 onafhankelijk verklaarde van Mexico. Het bleef een apart land tot 1845, toen het zich vrijwillig aansloot bij de Verenigde Staten. Net op tijd voor de burgeroorlog dus. Van deze Independence Day was niet veel te merken, alhoewel het wel nog altijd te boek staat als officiele feestdag in de staat. Geen groots vertoon met vlaggen, zoals op de nationale Onafhankelijksdag op 4 juli. Op de veranda van het gebouw van de Stock Exchange, ontwaarde cowboy Frank echter een country-western bandje en wat vlaggen. Een man in 19de eeuws costuum las tussen de liedjes door de Texaanse onafhankelijkheidsverklaring voor en er werd The Star Splanged Banner gespeeld (ze hebben zeker geen eigen volkslied voor de staat). Wel maakt het spelen van een nationaal volklied altijd indruk op cowboy Frank, om het even van welk land het is. Mensen gaan staan en sommigen salueren zelfs. Het geeft een bepaalde sfeer en dat is vast ook de bedoeling.
De gebouwen in de Stockyards zijn netje in oude staat gerestaureerd en je proeft inderdaad iets van de sfeer van toen. Overigens is ook een plek, waar flink gefeest wordt. Groepen mensen lopen met een biertje (zonder papieren zak eromheen!) over straat en het werd steeds gezelliger en luidruchtiger naarmate de uren verstreken. Cowboy Frank was getuige van de 'cattle drive', uitgevoerd door types als die Joe, waarbij een groep van die Texaanse longhorn-koeien door de straat gedrven wordt. Deze beesten zien er een stuk robuuster uit dan die zwart-witgevlekte gevallen, die je in Nederlandse weilanden ziet. De longhorns liepen suf door de straat, omringd door de part-time cowboys en cowboy Frank werd even overmand door nostalgie. Het duurt wel even wanneer je in dit tempo helemaal naar Kansas moet, maar tijd was in de 19de eeuw minder belangrijk en de cowboys waren toen geen part-timers.
Cowboy Frank besloot dat het tijd werd voor een 12oz T-bone en voegde de daad bij het woord. De steaks zijn in de toeristische Stockyards wat duurder dan elders in Fort Worth, maar deze was dan ook de moeite waard. Zoals geen enkele steaks hem was tegengevallen tot nu toe, al was het alleen al vanwege de omvang. Overigens werd het zo langzamerhand tijd om zich voor te bereiden op de rodeo, die over een uurtje zou aanvangen. Bij cowboy Frank bestond deze voorbereiding uit het drinken van een pint in een nabijgelegen bar, om een beetje in dezelfde stemming te komen als de rest van het publiek. Dit lukt aardig en vol goede moed toog hij naar de arena, alwaar het allemaal zou moeten gaan gebeuren. De sfeer in The Stockyard Colliseum was vergelijkbaar met die van een honkbalwedstrijd, alleen dan wat uitgelatener. Dit zal te maken hebben met de activiteiten van het grootste deel van het publiek gedurende de middag in de Stockyards (bier drinken dus). In het midden van de arena lag een vlakte met zand, ongeveer ter grootte van een half voetbalveld. Hieromheen tribunes, die zich langzaam vulden al raakte het lang niet helemaal vol. Cowboy Frank koos een mooie plek uit in de buurt van de bar. Vanhieruit vielen achter de hekken ook al wat stieren waar te nemen. Deze kwamen nogal opgefokt over en ramden voortdurend met hun koppen tegen de omheining. Het eerste bedrijf bestond dan ook uit de 'bull fight'. Cowboy Frank vroeg zich trouwens af hoe ze die stieren zo boos krijgen vantevoren, maar daar zullen wel geraffineerde trucs voor zijn. De bedoeling van dit onderdeel was dat een persoon zo lang mogelijk op de rug van een woeste stier moet blijven zitten en de tijd gemeten wordt. Voor cowboy Frank er erg in had, was de eerste al begonnen. De beste man zat nog geen twee seconden op de stier, voordat deze hem eraf wist te gooien. Je moet dan trouwens maken dat je wegkomt; als de stier doorkrijgt dat jij het was die op zijn rug zat, ben je nog niet jarig. De meeste hielden het iets langer vol en de winnaar 16 seconden.
Het tweede onderdeel bestond uit lassowerpen. Een kalf werd losgelaten in de arena en een cowboy op een paard moest het arme doodsbange beest vangen met zijn lasso en zijn poten aan elkaar binden. De meesten gooiden mis (je mag maar één keer gooien met de lasso), maar de winnaar klaarde de klus in minder dan acht seconden. Het volgende item bestond uit hetzelfde, maar dan met paarden, die er geen zin in hadden. Wederom rees bij cowboy Frank de vraag hoe je een paard zo agressief krijgt. In zijn ogen toch een vrij vredelievend dier. Hierna was er een iets diervriendelijker bedrijf, enkele cowboys (en dit maal ook -girls) moesten een paard zo snel mogelijk rond een drietal verspreid opgestelde olievaten laten rennen. Hierna was er nog een keer het onderdeel met de kalveren, maar nu met twee cowboys. De een moest het kalf rond de nek vangen en de ander rond een achterpoot. Er waren slechts weinig teams die hier in slaagden. Als afsluiter nogmaals de bull fight. Cowboy Frank is er niet achter gekomen of het dezelfde stieren waren, wel was het de tweede ronde voor de mannen op de stier. Ze deden het ditmaal iets beter, al werd er een bijna verpletterd doordat de stier over hem heen dreigde te lopen toen de man in de zandbak lag.
Voldaan nam cowboy Frank een taxi naar zijn hotel. Het openbaar vervoer in Fort Worth rijdt namelijk na tienen niet meer. Had hij dus toch maar een (vredelievend) paard gehad. Tevreden legde hij zich te ruste en overdacht een ouderwetse cowboydag. In Nederland zouden er na zo'n rodeo direkt kamervragen gesteld worden door een niet nader te noemen partij. Maar ja, dan heeft het Ministerie van LNV ook weer wat te doen.

dinsdag 2 maart 2010

Frank kijkt ijshockey

Vandaag zou het gaan gebeuren: de droomfinale in het ijshockey, de USA speelt voor goud tegen Canada, het gastland van de Spelen in Vancouver. Vol goede moed toog ik in de middag naar de stad, in de hoop een spektakel eerste klasse te mogen meemaken. Uiteraard ging ik naar 6th Street, tenslotte de plek waar het allemaal gebeurt hier. Ik verwachtte een sfeertje dat vergelijkbaar zou zijn wanneer Nederland de finale van het WK voetbal zou mogen spelen, maar dit viel tegen. In de pub, waar ik plaatsnam, zaten een aantal types schaapachtig naar de wedstrijd te kijken. Deze was inmiddels al begonnen; ik was wat laat. We waren aan het eind van de eerste periode en Canada stond met 1-0 voor. Nu moet je weten dat ik niet veel kennis heb van het edele spel van het ijshockey en ook nog nooit serieus naar zo'n wedstrijd gekeken heb. Op het ijs stonden twee keer zes spelers en er waren twee kleine doeltjes waar een klein schijfje in geschoten diende te worden. Het schijfje heet een puck, maar dat wist ik. De spelers hebben dikke beschermende kledij aan en dat is nodig ook. Zelden zoveel gebeuk gezien op het veld. Wanneer een tegenstander de puck heeft en deze komt in de buurt van de zijwand, gooi je jezelf gewoon tegen hem aan, zodat hij tegen die wand geslingerd wordt en jij door kunt met de puck. Soms pikt een tegenstander dat niet en komt verhaal halen. Er ontstaat dan een vechtpartij, die pas leuk wordt als andere spelers zich er ook mee gaan bemoeien. Je ziet dan een massa dikke pakken liggen met daarin spelers die op elkaar in aan het slaan zijn. Zelf zou ik meer gebruik maken van die hockeystick, waarmee je vast ook flinke klappen kunt uitdelen, maar dat mag wellicht niet. Die vechtpartijen zijn niet zo'n probleem, tot de scheids het zat wordt en dan krijgt een van de ploegen soort van vrije trap. Elkaar tackelen met schaatsen en al is ook geen punt. Grappig trouwens dat je achter dat goaltje langs mag schaatsen. Dit ding staat trouwens los, hetgeen handig is in geval van een vecht-, smijt- of beukpartij. Scheelt weer gewonden. Regelmatig wordt het goaltje dan ook door de vechtende massa een paar meter opgeschoven. Het dient dan wel weer op zijn plek te worden gezet, hetgeen braaf gebeurt. Een doelpunt ontstaat meestal doordat een kluwe mensen op elkaar in staat te slaan voor het doel en een van hen het puckje erin weet te frommelen. Dit gebeurde dan ook en Canada stond met 2-0 voor. De achterstand van hun land in de Olympische finale had weinig invloed op de sfeer in de kroeg. Mensen babbelden rustig door en aten hun burger. In Nederland zou er sprake zijn van een schreeuwende Oranjemassa, al vloekend en scheldend naar het beeldscherm en intussen voorbereidingen treffend om het interieur van het café af te breken. Nu blijft men de rust zelve. Het spel ging inmiddels in een rap tempo door. Als die puck niet voortdurend in beeld was, zou ik bij God niet weten waar op het veld dat ding zich bevindt. Deze sport gaat iets te rap voor mij; ik kijk toch liever naar schaken of biljarten. Wel hulde aan de cameraman. De rest van het kijkend publiek zag wel wat er in het veld gebeurde, dus misschien kun je er ook gewoon op trainen. Het spel ging ook bijzonder snel over en weer.
Inmiddels was ik aan de praat geraakt met een jongen met een Canada-petje op, die inderdaad hard "okay!" riep bij het laatste doelpunt van Canada. Duidelijk een Canadees in het hol van de leeuw. Je moet je eens voorstellen dat je tijdens een WK-finale Nederland-Duitsland in een Amsterdamse kroeg gaat zitten en juicht voor Duitsland. In dat geval dien je zeker in het bezit te zijn van een allesdekkende ziektekostenverzekering. Terug naar de Canadees. Hij bleek uit Montréal te komen en sprak vloeiend Amerikaans, maar wel met een grappig Frans accent. Een Québequois dus, volgens mij schrijf je dat zo. Eigenlijk was ik ook voor Canada, aangezien ik vond dat de VS wel weer genoeg gouden medailles had en ik Canada wel een sympathiek land vind. Inmiddels begon er iets meer sfeer in de tent te komen, want de USA had 2-1 gescoord. Dit kreeg ik pas door toen het geroezemoes in de kroeg iets in volume toenam en er wat geklapt werd. Québequois Laurent was er iets minder gelukkig mee. Wel vertelde hij me in de rust tussen de tweede en derde periode een ander over de regels van het ijshockey. Het bleek dat de coaches gebruik maken van iets van 20 spelers en deze voortdurend wisselen. Dit moet ook wel, want een spel met dit tempo houdt geen mens een uur lang vol. Alleen de keeper wordt niet gewisseld.
In de derde en laatste periode werd het echt spannend. De stemming leek er ook in te komen en er werd wat meer naar het scherm geroepen. Er was dan ook een ware stormloop op het Canadese doel aan de gang. Amerika vocht voor zijn laatste kans. Laurent keek het gespannen aan en ik ook. Op een gegeven moment waren er nog een kleine dertig seconden te spelen. In het voetbal zit je dan behoorlijk safe (tenzij je tegen Duitsers speelt), maar in het ijshockey kan er nog een hele hoop gebeuren. Inderdaad wist de USA het puckje op het laatste moment in het Canadese doel te krijgen. Verlenging dus. Dit heet 'overtime', maar Laurent wist niet te vertellen hoeveel tijd het dit op de Spelen zou beslaan. Blijkbaar verschilt dat per wedstrijd (rare regel). Aangezien we de spanning niet meer aankonden, gingen we snel even buiten een peuk roken. Hierna trakteerde ik hem op een biertje tegen de zenuwen. In het café begon iets van een echte wedstrijdsfeer te komen. Het was nu dan ook erop of eronder. Het bleek dat ze met een 'golden goal' werkten. De eerste, die zou scoren had de wedstrijd gewonnen. De wedstrijd was van hoog niveau (volgens mij) en de spelers gingen er helemaal voor. Terwijl ik een slok van mijn bier nam, sprong Laurent ineens op van zijn barkruk en schreeuwde het uit. Op het scherm zag ik juichende Canadese ijshockeyers elkaar omhelzen. Blijkbaar weer een goal gemist, maar het was er wel degelijk een. Goud voor Canada, wat een feest. Een beetje sneu was even later de medailleuitreiking, waar de Amerikaanse spelers bijna huilend hun zilveren medaille in ontvangst mochten nemen. Zilver blijft natuurlijk een mooi resultaat, maar ze waren er zo dichtbij. De Canadezen waren uitgelaten. Het was een mooie middag met een spannende wedstrijd, waarin ik Canada ook inderdaad iets sterker vond spelen. Toch eens uitzoeken of er in Amsterdam ook geijshockeyd wordt.

maandag 1 maart 2010

Frank gaat stappen

Austin staat bekend om zijn uitgaansleven, vooral voor liefhebbers van live muziek. Daar ik er daarvan ook een ben, kon ik niet wachten dit eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Vol goede moed toog ik derhalve rond een uur of zes naar de bushalte. Aangekomen op 6th Street, was het eerst tijd voor een flinke burger. Ik zocht een restaurant uit, nam plaats op een stoel vanwaar je de tent goed kon overzien, bestelde vervolgens een Argentijns biertje en een Mexicaase burger. Hoe cosmopolitisch kun je zijn, nietwaar. Terwijl ik wachtte en van het biertje genoot (best lekker), keek ik eens rond naar wat er zoal rondliep in de zaak. Het personeel bestond uit zeer vriendelijke jonge meisjes, allemaal voorzien van opvallende tatouages. Ook de gasten aan de bar zagen eruit als types, die je in Amsterdam in discotheek Korsakoff nog wel ziet of in sommige obscure cafés op de Wallen. De muziek was er ook naar. Mijn burger (ook best lekker) at ik op al luisterend naar nummers van bands als Motörhead, Slayer and Sepeltura. Thuis toch ook eens proberen. Dit beloofde dus een ouderwetse rocknacht te worden. Aangezien de kroeg een hele lijst had met Latijns-Amerikaanse biertjes, probeerde ik nog een flesje uit Guatamala. Deze luitjes bleken minder goed in brouwen dan de Argentijnen. Hierna verliet ik het etablissement op zoek naar de befaamde scene. Het was nog vrij vroeg, maar uit verschillende uitspanningen klonk reeds live gespeelde country en andere soorten van lawaai. Ik koos er een uit en zette me aan de toog. Er was inderdaad een bandje aan het spelen. De gitaristen hadden een draadloze elektrische gitaar waarmee ze door de zaak liepen en zelfs voor de tafeltjes stilhielden om de aanwezige gasten een extra te verwennen. Ik rook sigarettenlucht, hetgeen me bevreemdde omdat je in Austin (in tegenstelling tot het nabijgelegen San Antonio) nergens binnen een sigaret mag opsteken. Wellicht was deze recalcitrantie wel onderdeel van het leven hier. Dit bleek echter anders. De kroeg had gewoon een gedeelte waar je wél mocht paffen en vandaaruit kon je de band nog zien ook. Ze kwamen daar gelukkig echter niet voor je neus staan scheuren op hun gitaren, maar er wel langs met de fooienpot. Na een half uur had ik het wel weer gezien en ging op zoek naar een volgende tent. Op straat was inmiddels een hoop volk op de been. Later in de avond werd dit zelfs zoveel dat de weg werd afgezet en je dus Kauninginnenach-achtige toestanden kreeg. Alleen dan zonder Oranjekleurige outfits en bier drinken op straat mag nu eenmaal niet in de VS. Grappig was dat inmddels uit werkelijk elk café live gespeelde muziek klonk. Het was op straat dan ook een ware kakafonie van geluid, waarbij het niet langer vast te stellen viel welke muziek uit welke tent kwam. Ik stapte willekeurig een andere toko binnen en bestelde een biertje uit Californië. Achter de toog werkten een alternativo met een staart en twee meisjes met bijzonder grote tieten. Verder stond er een band op het punt te beginnen. Op het moment dat zij het eerste nummer inzetten, deed niemand achter de bar enige moeite de CD af te zetten, waardoor je een mix kreeg van blues en een nummer van U2. Of het moet de alternativo zijn geweest die over de muziek ging, maar die stond net even buiten een sigaretje te roken. Als snel raakte ik aan de babbel met een dame en heer naast me. Het bleek een stelletje te zijn, alhoewel ze het kwartier daarvoor alleen maar bezig waren met hun Blackberry en IPhone. Wellicht hoort dit bij een moderne relatie. In de 21ste eeuw gaat het mobieltje nu eenmaal voor alles. De mannelijke helft trakteerde mij op een paar 'shots', die hij per se beide wilde betalen. Een shot is een glaasje sterke drank, dat in één keer achterover gekieperd dient te worden. Zo'n drankje drinkt je niet alleen, zijn vriendin had er blijkbaar geen zin in, maar gelukkig had hij mij. We namen shots Jägermeister, de meest populaire. Vandaar dat veel kroegen inmiddels beschikken over een prachtig apparaat: de Jägermeistertap. Korte tijd later werden Brian en Audrey het café uitgezet, aangezien hij opmerkingen begon de maken over de borstomvang van de meisjes en dit door het dienstdoend personeel niet op prijs werd gesteld. Ik mocht blijven, waarschijnlijk wegens mijn befaamde vriendelijke uitstraling. Het bandje speelde wel leuk (en de CD was inmiddels afgezet), dus ik bestelde nog een biertje uit Texas. De lege plek naaste me werd al snel ingenomen door een type met een flesje Corona. Deze man nodigde mij al vrij snel uit om met hem mee te gaan naar een tent waar vrouwen voor je op tafel dansen. Hier had ik echter geen zin in. Ik hou namelijk niet van dat soort gedoe en daarbij was die kerel stomdronken. Dit benadrukte hij even later zelf door van zijn barkruk af te donderen. Ook hij mocht vertrekken. Ik trof het dus weer. Hierna peerde ik hem ook maar, wie weet wat hier nog meer zou kunnen gaan voorvallen. Ik stak derhalve de straat over en wandelde naar een barkruk in de volgende kroeg. Hier had ik het al snel gezien. Aan de bar zaten allerlei figuren met rooie koppen, die zo uit de diepe provincie van Texas leken te zijn aangevoerd. Achter de toog stonden namelijk een paar meisjes met alleen het bovenstukje van hun bikini aan (afgezien dan van de spijkerbroek). Het schijnt hier toch wel een beetje het Oudezijds Achterburgwal van Texas te zijn. Verder bleken ze geen live muziek te hebben. Een paar panden verderop was dit echter wel het geval. Er speelde een kerel met behoorlijk overgewicht en een doek om zijn hoofd op een gitaar. Ongeveer zo'n type, dat je verwacht op een Harley-Davidson. Buiten zocht ik nog even naar dat ding, maar blijkbaar was hij ook met de bus. Niet onverstandig, de beste man nam namelijk na elke nummer een nieuw biertje. In het café was het een drukte van jewelste. Een koppel uit Arizona (dat ik latere dagen nog vaker zou zien in de horeca), ging helemaal uit zijn dak bij de muziek van de Harleyrijder. Hij was hier voor een congres en zij als huisvrouw was maar meegekomen. Waarschijnlijk met het doel een weekje goed door te zakken. Terwijl hij overdag naar het congres was, lag zij in haar nest uit te kateren tot het tijd was om door te gaan. Wel aardige mensen, hoor, daar niet van. Voor de verandering geloofden ze eens niet in God, maar in allerlei reincarnatieachtige toestanden. Zelf dacht zij, dat ze in haar vorige leven een bepaald soort kakkerlak was. Zou je maar gebeuren.
Ik rond af. Na nog een paar shots met de Arizonezen (zeg je dat zo?) en wat bandjes verder, vond ik het een mooi moment eens af te taaien. Dit, voordat ik ook opmerkingen zou gaan maken aan de bardames of van een kruk af zou flikkeren. Aangezien het reguliere openbaar vervoer er in Austin zo rond 22.00u mee opmhoudt, nam ik een taxi naar het hostel. Deze koste uiteindelijk zeven dollar, maar aangezien de chauffeur niet kon wisselen van mijn briefje van twintig, nam hij genoegen met drie losse dollars die ik nog had (een fooi van dertien dollar leek me namelijk wat al te gortig). De avond eindigde dus met een van de goedkoopste taxiritjes ooit. In Amsterdam ben je tenslotte al meer dan drie euro kwijt als je alleen al instapt.
6th Street had mijn hart gestolen. Zoveel leuke bands binnen een strook van pakweg 500 meter, had ik nog nooit gezien. De muziek is ook bijzonder afwisselend. Een ouderwetse rocknacht werd het niet, er was van alle soorten wat. Ik zou hier nog een paar dagen blijven, nu al de moeite waard.

zondag 28 februari 2010

Frank arriveert in Austin

Austin is de hoofdstad van Texas dat is te zien ook. Midden in de stad, op een stervormig kruispunt zodat het van alle kanten van veraf te zien is, staat dan ook het capitool. Elke Amerikaanse hoofstad heeft er namelijk een. Nu zal de lezer verwachten dat die in Washington DC het grootst is, maar dat is niet zo. Die van Texas is nét iets groter. Dat was destijds dus jammer voor George W. Bush. Hij werd weliswaar president, maar kon meteen verkassen naar een kleiner kantoorgebouw. Dat beviel de beste man natuurlijk helemaal niet en dat werd duidelijk ook. De acht jaar daarna had hij klaarblijkelijk toch niet zoveel zin meer in die job als president. De gevolgen zijn bekend.
Austin heeft dus geen last van bescheidenheid. Naast hoofdstad noemt het zichzelf 'the world capital of live music', dus dat beloofde wat. Bij aankomst in het hostel bleek mijn online reservering te zijn doorgekomen. Ik kreeg het bovenste deel van een stapelbed toegewezen en mocht dit als gebruikelijk zelf opmaken. Toen ik een uurtje later weer op mijn kamer verscheen, lag er iemand anders een boek te lezen op mijn zojuist opgemaakte bed. Ik sommeerde hem op te sodemieteren en op zijn eigen bed te gaan liggen, ware het niet dat hij beweerde ook dit bed te hebben. Daar gingen we weer. Dit soort gezeik van dubbel geboekte bedden, had ik al eens eerder meegemaakt. Mensen die mij kennen, weten dat ik in zo'n geval direkt hulp zoek bij het Hogere, in dit geval de man van de receptie. Deze kerel, die eruitzag alsof hij zojuist was teruggekeerd van Woodstock, bleek inderdaad een fout te hebben gemaakt en gaf de lezer een prachtig bed in het onderste deel van een stapelbed, lekker in een hoekje van de kamer en ik mocht het door mezelf opgemaakte (maar inmiddels gebruikte) bed behouden, naast een raam zonder gordijn waar 's ochtends vroeg al de zon op bleek te staan. Je moet soms behelpen wanneer je voor 12 euro per nacht ergens wil verblijven. Die namiddag bleek je ook nog gratis te kunnen dineren in het hostel voor slechts vijf dollar. Nu vind ik vijf dollar niet gratis, maar gewoon goedkoop. De aankleding van het diner zou een hoop 'fun' moeten gaan betekenen. Die hippie had namelijk bedacht dat het wel eens leuk zou kunnen zijn een pyama party te organiseren om zes uur in de avond met een uitgebreid ontbijt als diner. Je mocht dan ook alleen meedoen indien je in je slaapkledij zou verschijnen (en vijf dollar betaalde). Aangezien ik doorgaans me te rusten leg in mijn onderbroek en een t-shirtje van de Bereboot, leek het me niet geschikt om aan te schuiven. Ik had er ook geen barst zin in eigenlijk.
Minuten hierna was ik klaar voor een bij voorbaat onvergetelijke stapavond. Ik had er zin en en zette koers naar de bushalte. Over Austin by night, later meer.

donderdag 25 februari 2010

Frank in space

Houston, we have got a problem, grapte een beveiliger op Schiphol, toen ik hem mijn ticket toonde. Uiteraard schrok ik me rot, dacht direkt dat er iets mis was. Pas toen ik verschrikt tegen zijn lachende rij tanden aankeek, drong het tot me door dat ik met een grapjas te maken had. Ik wist toen natuurlijk nog niet wat me op de luchthaven van Houston (overigens met de prachtige naam George Bush Intercontinental Airport) allemaal te wachten stond.
Houston is inderdaad de stad van de NASA. Dit wil zoveel zeggen dat 20 mijl van de binnenstad verwijderd er een complex ligt, vanwaaruit het hele gebeuren wordt gecontroleerd. De space shuttles zelf stijgen op vanuit Florida en landen ergens in de woestijn in het westen van het land. Mits ze niet voortijdig ontploft zijn natuurlijk. Het woord "Houston" is trouwens het eerste woord dat vanuit de ruimte naar deAarde gesproken is, zoals wordt beweerd door Amerikanen. Dit is natuurlijk niet waar, want de Russen waren eerder in de ruimte en die zullen ook best contact met de Aarde hebben gehad. Of het was een Rus, die het woord uitsprak. Zoiets als: "Houston, dikke lul, wij zijn lekker al in de ruimte", intussen zijn middelvinger opstekend richting Texas. Zoveel weet ik echter niet ruimtevaart. Nu was er de kans daarin verandering aan te brengen, daar een bezoek aan het commandocentrum mogelijk is. Er rijdt zowaar een bus naartoe vanuit de stad. Aangezien het niet gebruikelijk is tijdsschema's op te hangen bij bushaltes, ging ik maar gewoon bij de halte staan en natuurlijk duurde het bijna een uur voor er een kwam. En zulk lekker weer was het op dat moment nou ook weer niet. Wel zijn ze zo vriendelijk om de lijnnummers wel bij de halte te vermelden. Dit scheelt een hoop gokwerk en nog meer wachten. In de bus raakte ik in gesprek met chauffeur Kevin, die een hoop bleek te weten over de geschiedenis van religie in Europa. Volgens mij was hij iets minder op de hoogte van de te rijden route, want op een gegeven moment had ik het idee dat we rondjes aan het rijden waren in een bepaalde suburb. Uiteindelijk arriveerde ik bij het NASA Space Center. Naar goed Amerikaans gebruik, volledig gericht op maximale 'fun'. Dit bleek eerstens te bestaan uit een uit te kluiten gewassen souvenirwinkel, waar ik werkelijk niets heb kunnen vinden dat praktisch nut heeft. Wellicht alleen de space shuttle flessenopener, maar die leek me zo onhandig vormgegeven dat ik hem niet heb gekocht. Daarbij drink ik thuis meestal bier uit een blikje en die gaan nog altijd zonder opener probleemloos los. Terug naar de NASA. Ik koos ervoor om eerst met een treintje over het terrein te isen en me te laten voorlichten over het mission control center en hoe zo'n ruimtevlucht nu eigenlijk in zijn werk gaat. Wellicht nog iets voor mij in de toekomst, je weet nooit of je het DIV-werk ooit beu wordt. Gezeten in het treintje, toerden we over het terrein en kregen wat te horen over de verschillende gebouwen en wat zich daar afspeelde. We gingen het mission control center binnen en zagen inderdaad het voormalige centrum, dat ik van de televisie kende. Inmiddels was het niet meer in gebruik. Ergens in de jaren 90, zijn ze verkast naar een moderner centrum. Dit kon ook geen kwaad, want het hele zaakje zag er behoorlijk gedateerd uit. Ik zou niet lekker in die shuttle zitten, wetend dat ze in het controlecentrum nog met apparatuur werken uit de jaren 60. Opvallend was de rode telefoon. Hiermee kreeg je direkt contact met het Pentagon. Waarom dat nou precies nodig was, ben ik vergeten. Je zou trouwens contact met de president verwachten. Overigens is het een leuk feit dat de chef van het controlecentrum instructies van de president mag negeren als het er op aan komt. Ik neem echter aan dat dit alleen geldt voor gevallen, die betrekking hebben op de ruimtevaart. Na het mission control center reden we naar een hal, waar een heuse space shuttle stond. Weliswaar zonder vleugels, want dit was een simulatieding, om de praktijk alvast te oefenen. Hierbij heb je inderdaad geen vleugels nodig en dat scheelt weer ruimte. Best nog een groot ding, zo'n space shuttle. Er stonden ook wat Russische apparaten, de NASA werkt tegenwoordig intensief samen met Rusland en Europa aangaande de ontwikkeling van allerlei ruimtespul. Tenslotte reden we met het treintje naar een gigantische hal, waar een complete raket lag. Dit was de Apollo Saturn zoveel en het ding bleek naar de maan te zijn geweest. Dat kun je er niet aan zien, maar dit vertelde de gids. Terug in het bezoekerscentrum, bezocht ik nog een film, waarbij de start van de space shuttle spectaculair vertoond werd. Om het fungehalte nog wat op te krikken, werd er zelf rook in het zaaltje geblazen toen het ding opsteeg. Je moet er maar opkomen. Hierna was een persoon dat ons vertelde over allerlei ins en outs van de NASA. De space shuttle gaat trouwens met pensioen binnenkort, maar ze hebben nog geen nieuw ruimteschip. Vanaf volgende jaar mogen de Amerikanen meeliften op een Russische Soyoez-raket, dus dat wordt nog wat. Blijkbaar hebben ze wel vertrouwen in de Russische kunst van het raketbouwen. Grappig trouwens dat ze dat wel kunnen in Rusland, terwijl de rest van het land nog in Lada's rijdt, die nog exact hetzelfde zijn als pakweg 40 jaar geleden.
Na het promopraatje had ik het eigenlijk wel weer gezien bij de NASA. Het bezoekerscentrum was minder groot dan ik vantevoren dacht en had ook niet zoveel te bieden. Er waren nog wat andere films en shows. Ik had eigenlijk gehoopt op een ruimte waar je een tijdje gewichtloosheid kon ervaren, maar die was er niet. Ik had me al voorgesteld hoe je zonder zwaartekracht een shaggie zou moeten rollen. Dit wilde ik wel eens proberen.
De bus bracht me (via een compleet andere route) terug naar Houston. Terug op Aarde.

zondag 21 februari 2010

Frank in de Here

Amerikanen staan bekend als religieus. Veel meer dan wij Europeanen, doorgaans afvallig. Sinds wij acht jaar lang geconfronteerd zijn geweest met de uitspraken van George W. Bush op de televisie, weet iedereen dat ze er in Texas ook wat van kunnen. Dit werd al snel bevestigd tijdens mijn eerste dagen in Houston. De stad staat werkelijk vol met allerlei soorten en formaten van kerken, de meeste behoorlijk in omvang, zoals alles hier een maatje groter is dan op de rest van de aardbol. Vrijdag snuffelde ik een tijd rond in een grote boekhandel, een zaak die zichzelf Books-A-Million noemde. Deze naam klopte ook wel. Opvallend hier waren de grote hoeveelheden religieuze boeken. Hiervan stonden kasten opgesteld. Behalve over God en Zijn enige Zoon, waren er tevens Bijbels in allerlei soorten en maten te verkrijgen. Het mooist vond ik nog de verschillende bijbeltasjes, waar er ook tientallen van lagen opgesteld. Hartstikke handig, dacht ik bij mezelf. Hier kun je dan je Bijbel in stoppen onderweg naar de kerk op zondag. Verder leek zo'n tasje ook me ook handig voor allerlei andere zaken, bijvoorbeeld je tandenborstel en scheergerei onderweg of een netbookje. Ten einde volledig op te gaan in het Texaanse leven, besloot ik dat ik een keer mee moest naar de kerk. Nu rees de vraag welke dan wel. Het moet een teken van Hem zijn geweest dat ik gisteren net bij dié uitgang van het Museum of Fine Arts stond te roken (tussen het schilderijen kijken door), waar aan de overkant van de straat een prachtige kerk op me stond te wachten. Nadat ik de schilderijen wel weer gezien had, nam ik een kijkje bij de kerk. Blijkbaar was deze bijzonder populair, want op zondag hadden ze maar liefst drie (!) diensten. De eerste om 8.30, hierna om 9.45 en als laatste een op het merkwaardige tijdstip van 11.05. De dag erna was het zondag, dus de kansen. Optimistisch als ik ben, wilde ik gaan voor de vroege dienst (daar ik dan de meest fanatieke types verwacht), maar lui als ik ben werd het die van 11.05. Eigenlijk kwam dit wel goed uit. Ik kon wat langer in mijn nest liggen en had nog de mogelijk een ontbijtje te nuttigen in de bistro van het museum aan de overkant. Het hostel verstrekt namelijk helemaal niets, zelfs geen koffie en dat heeft deze jongen 's-ochtends toch wel nodig. In de bistro zaten een aantal types, die duidelijk ook naar een kerk gingen. Mensen, deftig gekleed, nog even etend en drinkend voordat het festijn zou gaan losbarsten. Ik had er zin in. Een paar jaar geleden eens bij een Surinaamse gospeldienst geweest in Amsterdam en dat maakte mijn gemiste carnaval van (ook) dat jaar weer helemaal goed. Wat een feest en zoiets verwachtte ik nu eigenlijk ook. Na de koffie begaf ik me derhalve naar de St Paul Methodist Church. Geen idee wat deze stroming inhoudt, we zien het wel. Ik draalde wat rond de kerk en zag mensen naar binnen gaan door allerlei deurtjes. Mij was het niet duidelijk welk deurtje ik nou zou moeten nemen en de hoofdingang zat nog dicht aangezien de vorig dienst nog in volle gang was. Achter de kerk was uiteraard een grote parkeerplaats (Amerikaanse Christenen mogen blijkbaar wél autorijden op zondag.) en daar was wat meer leven. Je kon er gratis(!) koffie krijgen en er was iets van een Bijbelschool of wat dan ook. Ik besloot de kerk binnen te wandelen, aangezien veel mensen dit ook deden. Binnen kwam ik in een halletje, alwaar ik direkt werd opgemerkt door een man in een jurk met een paars-gele sjaal om. Duidelijk een dominee of zo. Waarschijnlijk merkte hij mij meteen op, daar hij mij niet kende, doch wellicht ook door mijn uiterlijk in vergelijking met andere kerkgangers. Ik was namelijk ongeschoren, droeg een vale broek en had een leren jekkie aan. De meeste anderen waren in keurig pak. Hij stelde zich voor als Terry en was blij mij te mogen begroeten. Ik vertelde hem een toerist te zijn uit Holland en wel eens zo'n Amerikaanse dienst te willen meemaken. Volgens Terry was ik aan het juiste adres. Hij had een gebit, waarmee je direkt de hoofdrol in een tandpastareclame krijgt (of hij had een kwaliteits-kunstgebit) en was enthousiast over mijn afkomst. Of ik gisteren televisie gekeken had? Dit moest ik helaas ontkennen. Nu verwachtte ik een samenvatting van een of ander kerkelijk programma, maar Terry wist me echter te vertellen dat hij gisteren naar het schaatsen gekeken had en er een Nederlander had gewonnen. De naam was hij vergeten (Ik vermoed Sven Kramer.), maar het viel hem op dat ik wel wat op hem leek (Oh...). Dat we weer een medaille hadden, wist ik nog niet. Zo hoor je nog een wat van een Amerikaanse dominee. Toch eens kijken hoe die Sven Kramer er precies uitziet, wellicht kan ik nog eens voor hem invallen op een toernooi met een hoop startgeld.

Aangezien de dienst pas over een minuut of twintig zou beginnen, ging ik nog even naar buiten. Hierna door de hoofdingang naar binnen om die Terry te ontlopen (wat een eikel zeg!). Bij de hoofdingang was het echter niet veel anders. Ik werd meteen aangesproken door een dame, die mij hartelijk welkom heette en het gesprek ging eigenlijk op dezelfde manier als met Terry, afgezien van het schaatsen. Ze vond het geweldig dat ik hun kerk had uitgekozen (hoewel dit dus eigenlijk een toevalligheid was) en was blij me te vertellen dat dit een redelijk traditionele dienst zou worden. Eigenlijk vond ik dit wel jammer, had namelijk gehoopt op een multimediaspectacel met allerlei videoschermen en een hoop Sang und Tanz. Even later, gezeten op mijn plek achterin de kerk, nam ik het overige publiek in me op. Het leken allemaal heel blije mensen, op hun paasbest gekleed. Ze hadden er zin in en ik ook. Bij het binnenkomen kreeg ik het programma en keek verschrikt op toen er ook een onderdeel stond ingepland waar nieuwe leden zich mochten voorstellen. Ik zag Terry al voor me, die mij naar voren riep. In ieder geval nam ik me voor al vloekend de kerk uit te lopen, als hij me dat zou flikken. Dit gebeurde echter gelukkig niet. Gezien het tijdsprogramma daarvoor, kon deze dienst niet veel langer dan een uurtje duren en dat was ook zo. De verschillende onderdelen werden er in een straf tijdsbestek doorheen gewalst. Op het moment van de collecte, kon je je halve maandsalaris op een bordje gooien (wat ook wel gebeurde), of op een bonnetje je naam en adres invullen. Ik deed geen van beiden. Ten eerste omdat bier ook niet goedkoop is hier en verder had ik geen behoefte aan allerlei acceptgiro's op mijn adres, want dat doen ze rustig. Uiteindelijk was deze dienst eigenlijk net zo suf als Nederlandse diensten of missen. Ik ben hier echter nog wel even en hoop nog op een andere. Vandaag was ik in het Space Center Houston (van: Houston, we've got a problem, waarover later meer) en daar werd ik aangesproken door een aantal breedlachende jongens, zojuist uit een auto gesprongen, die mij wilden bekeren tot de Mormoonse Kerk. Dit terwijl ik als makkelijk slachtoffer op de bus stond te wachten. Ik heb een kaartje, dus wie wil, kan zich bij mij melden. Tot zover, Franks ervaring met God. Wellicht volgt er nog meer vanuit het Godsvrezende Texas.
F

Frank landt

Na het landen en iedereen om een of andere reden direkt in dat gangpad gaat staan, blijf ik nog lekker zitten. Tenslotte duurt het altijd nog minimaal tien minuten voordat die slurf is aangesloten en we daadwerkelijk het toestel uitkunnen.
Dan is het altijd spannend, we staan namelijk voor het eeuwige gelazer met de douane in dit land. Uiteraard had ik de langzaamste rij en later bleek waarom. Dienstdoend ambtenaar liet er geen gras over groeien en elk paspoort werd grondig gecheckt, gepaard gaan met de stompzinnige vragen, die bij het vak schijnen te horen. Na een kwartier me te hebben staan opvreten, werd ik zelfse gesommeerd met een dame mee te lopen door een lange gang naar een obscuur kantoortje achteraf. Normaal gesproken is zoiets reuze spannend, maar niet met een mevrouw van de Amerikaanse douane. In het kanoortje mocht ik plaatsnemen op een rij stoelen en wachten tot er iets ging gebeuren. Ondertussen zag ik mensen met mijn paspoort diverse kantoortjes in en uit gaan. Ik keek eens om mee heen. Er waren een stuk of vier mensen in uniform aangewezig in het halletje en een mij onbekend aantal in de diverse kantoortjes. Die lui in het halletje hadden in ieder geval een serieuze ambtenarenmentaliteit. In het tijdsbestek dat ik er zat, werd er alleen maar geouwehoerd over allerlei zaken, maar niets iets dat betrekking leek te hebben op hun werk. Aan de muur hingen overigens voornamelijk posters met landkaarten. De verwachte kaart van de hele wereld, eentje van de VS, een van Mexico, maar de uitsmijter vond ik die van Afhanistan en Pakistan. Zeker voor andere verdachte figuren dan ik op dat moment. Na wat wachten werd ik op barse wijze middels mijn achternaam een kamertje binnengeroepen. Ik mocht plaatsnemen op een aftandse stoel, die helemaal tegen de muur aangeschoven diende te worden, zover mogelijk van de beambte af. De man vroeg wat ik kwam doen in Texas (vakantie), of ik er mensen kende (nee, verbaasde blik van de andere kant) en waar ik zoals heen ging. Als een ervaren rekenaar werden mijn geplande dagen hier en daar opgeschreven en gekeken of het wel paste tot de terugreis van 18 februari. Handig dat hij dat deed, want dat had ik zelf nog niet zo secuur gedaan. Blijkbaar werd er hevig getwijfeld aan mijn bedoelingen in het land. Hij had mij echter nog niet klein, want het schema klopte wel zo ongeveer. De tweede aanval spitste zich toe op landen, die ik bezocht had buiten Europa. Ik haalde een hoop problemen op mijn hals door Oezbekistan te noemen. Dit was precies waar de man op zat te wachten. Waarom daarheen? Rustig vertelde ik dat er vanuit Nederland regelmatig reizen naar georganiseerd werden daar er veel te doen en te zien is. Daarbij sprak ik Russisch. Dit laatste had ik beter niet kunnen zeggen, want mijn tegenstaander vroeg me vervolgens hoe goed dat Russich van mij dan wel was (niet goed) en of ik in Rusland was geweest. Ik bevestigde dit. Toen werd het helemaal spannend, omdat meneer me eerder had gevraagd naar mijn bestemmingen buiten Europa. Rusland had ik niet genoemd! Inmiddels begon ik het belanchelijke van de discussie door te krijgen. Hij zocht gewoon naar iets waarop hij me kon pakken. Schijnbaar werkt de Amerikaanse douane met prestatieloon. Er ontspong zich een levendige discussie over het feit of Rusland deel is van Europa of Azië. Ik vertelde dat Sint-Petersburg in het Europese deel van Rusland ligt en ik het derhalve niet had genoemd. Dit was nieuw voor hem. De grens van Europa lag toch ergens bij Kroatie? Nee meneer, dat is de Europese Unie en dat is slechts een deel van het continent Europa, dat het land beslaat tussen Portugal en de Oeral. De man gaf zich gewonnen. Tegen zoveel geografische kennis kon hij niet op. Nog natrillend stond ik even later bij de bushalte. Altijd gedacht dat het makkelijker wordt de VS te betreden wanneer je een paar keer eerder door soepel langs de douane bent gekomen, maar niets is minder waar. Blijft de vraag waarom ze net mij moesten hebben. Het lullige van dit alles is dat ik klaarblijkelijk de discussie gewonneb had, maar hij degene is die mij kan weigeren in het land en met het eerste het beste vliegtuig terugsturen naar Europa. Je hele vakantie hangt af van zo iemand. In ieder geval heb ik er ervaring mee, want ze moeten me altijd hebben. Zo ben ik waarschijnlijk de enige Nederlander met een stempel van Oostenrijk in zijn paspoort, aangezien ze me niet vertrouwden in die Balkanbus.
Enfin, inmiddels al een twee dagen in Houston, meer nieuws volgt.
F

vrijdag 19 februari 2010

Frank in het vliegtuig

Voor het eerst in mijn leven, typ ik een stukje op een hoogte van 10 kilometer in de lucht. We hangen inmiddels boven het oosten van Canada, in de buurt van een plaatsje dat Chicoutimi heet, zie ik op het kaartje op het schermpje voor me. Tot nu toe bevalt het me wel weer in zo'n vliegtuig. Ik heb al drie colaatjes achter de kiezen, een soort van warme soort van maaltijd, een bakkie pleur en nu krijgen we zelfs een ijsje! Dat laatste nog nooit meegemaakt.
Vanmorgen vroeg uit de veren, zoals wel vaker wanneer ik vroeg mijn nest uit moet. Na de ochtendkoffie direkt naar de luchthaven en om kwart voor acht was deze jongen al ingecheckt. Overigens vlieg ik Continental en niet United, zoals op het ticket stond. Dit schiep wat verwarring bij de balie aangezien ze effe niet wisten wat ze met mij aanmoesten. Een meneer met een imposante buik werd erbij gehaald en toen was het in orde. De Buik wilde me ook wel even helpen met het incheckautomaat, aangezien ik bij voorbaat al in oorlog ben met die dingen op het moment van intrede op de luchthaven.
Overigens is typen met turbulentie geen sinecure. Tussen de wolken door zie ik nu een besneeuwd Quebec liggen. Best mooi, Canada vanuit de lucht en er ligt hier meer sneeuw dan in Vancouver. Wat een vlucht! Er zijn blijkbaar ijsjes over en nu heb ik er ineens nog een! Premium-Ice-Cream Vanilla staat erop, van het merk Le Patissier. Ik berg de zaak even op om het ijsje weg te smikkelen en te wachten tot de weer normaal in de lucht hangen.

Zo, daar zijn we weer. Terug naar de orde van de dag. Ik was gebleven bij Buikje op Schiphol, die mij hielp met het inchecken van mezelf, mijn spullen en printen van de labels en instapkaart. In het apparaat diende de naam van je hotel opgegeven te worden, maar die van mij bleek onbekend voor de machine. Dan maar gewoon het adres en dat pakte de machine wel. Mijn paspoort had ik zolang op het apparaat gelegd, terwijl ik aan het zoeken van was naar dat A4-tje waar mijn verblijfadres op zou moeten staan. Terwijl de Buik met mijn ticket bezig was, besloot ik mijn trui uit te trekken, aangezien ik niet meer lang naar buiten hoefde hier en daarna pas weer in het warme Texas met de buitenlucht in contact zou komen. Uiteraard sloeg ik het paspoort en andere papieren van het apparaat terwijl bezig me uit te kleden. De Buik wachtte echter geduldig totdat ik mijn trui in mijn grote tas had gedaan en de papieren weer bijelkaar gezocht. Ik bedankte hem vriendelijk en zonder een van de andere wachtenden aan te kijken, gooide ik mijn rugzak op de gele kar en spoedde me naar de douane. Het liep inmiddels tegen kwart voor acht en er was alweer een hoop volk op de been op Schiphol. Er stonden al lange rijen voor de balies, waar ik -de borden volgend- tussendoor diende te zwieren om bij de paspoortcontrole te komen. Uiteraard stond ik in de langszaamste rij, al was het die van de EU-paspoorten. Achter de douane, liep ik rustig richting de G-hal, totdat mijn oog viel op het bordje 'Rokersruimte". Dit had ik nog niet eerder gezien op de nationale luchthaven en er was weinig innerlijke overtuigingskracht voor nodig om dit fenomeen aan een nadere inspectie te onderwerpen. De rookruimte bleek onderdeel te zijn van Café Amsterdam. Hier bestelde ik eerst een kopje koffie en dronk dit op een soort terras, waarvandaan je een leuk zicht had op de reizigers. En elf uur durende vlucht in het vooruitzicht, deed mij besluiten toch een bezoek te brengen aan het rookhol. Dit was dan ook echt een hol. In de blaauwstaande ruimte hing een grote televisie met een Olympische sportwedstrijd. Een mooi contrast. Leuk ook dat skieërs altijd naar beneden moeten gaan om de top te halen (effe een diepe, he). Minder sportieven onder ons stonden, hiervoor geleund tegen tafeltjes met enorme asbakken, hun longen te asfalteren. En jazeker, ik deed er effe lekker aan mee. Hierna naar de gate, waar men reeds begonnnen was met de veiligheidscontrole. Een meneer van dienst vroeg me of wat ik ging doen in de VS, wanneer ik terug wilde komen en wie mijn tas had ingepakt. Op het laatste antwoordde ik maar dat ik dit zelf gedaan had, omdat niemand anders dit voor mij wenst te doen. Hierna door het poortje, al kreeg ik niet het idee dat de inmiddels bekende body scanners stonden opgesteld. Het leken meer op de klassieke apparaten en er was ook nergens een scherm te zien waar dan die body op geprojecteerd zou moeten worden. Alsof het nog niet voldoende was, volgde er nog een uitgebreide fouillering door een lekkere vent om als klap op de vuurpijl nog even heerlijk besnuffeld te worden door een hond. Toen was het weer tijd om te wachten. Wachten is een van de voornaamste vormen van tijdbesteding op luchthavens en het is grappig om te zien hoe elk deze zinloze tijd anders invult. De minder ervaren reizigers hebben niets om handen, de echte frequent flyers zijn gewapend met allerlei soorten apparaten met een internetverbinding (waar ik sinds vandaag ook toe behoor) en de rest heeft een boek, krant of belt nog even het thuisfront door de mobiele telefoon. Ook wordt er veel naar het toilet gegaan, sommigen wel tot drie keer toe. Geen prettig idee als je naast zo iemand komt te zitten, die er om het kwartier uit moet vanwege de blaas. In zo'n geval is Houston nog ver weg. Gearriveerd in de vliegtuigcabine, bleek ik de beste plek van het toestel gescoord te hebben. Helemaal achterin, aan het venster en er is niemand naast komen zitten.

Inmiddels zijn de ijsjes op en vliegen over het grondgebied van de USA, juist voorbij Chicago. Nog twee uurtjes door. Tot vanuit Texas.
F

woensdag 17 februari 2010

Als begin een test en een verhaaltje uit het archief: